Overzicht

De eerste WHOA uitspraak is een feit!

De eerste WHOA uitspraak!

Met de inwerkingtreding van de WHOA nog maar net achter ons, is de eerste uitspraak in een WHOA-kwestie gewezen. Op 15 januari 2021 heeft de rechtbank Den Haag als eerst een WHOA-beschikking gepubliceerd. In deze zaak moest de rechtbank Den Haag oordelen over het verzoek van om het afkondigen van een afkoelingsperiode om het akkoord in rust voor te kunnen bereiden.

Bekijk hier de uitspraak van de rechter.

Meld u aan om de volledige video te bekijken!

Bekijk volledige video

Gelukt!

je wordt automatisch doorverwezen naar de video

Oeps! Er is iets misgegaan bij het versturen van dit formulier.

Het eerste praktijkvoorbeeld: wat was er aan de hand?

De ondernemer die het verzoek doet woont in Den Haag en heeft daar zijn onderneming. Twee schuldeisers van de onderneming hebben beslag gelegd op de voorraad en de inventaris. De ondernemer heeft vervolgens een WHOA-procedure gestart, met een zogenoemde startverklaring. In de startverklaring staat dat hij binnen twee maanden een akkoord aan zijn schuldeisers zal aanbieden. 

De Haagse ondernemer heeft de rechter gevraagd om gedurende die twee maanden een afkoelingsperiode af te kondigen. Dat is een periode waarin schuldeisers zich niet mogen verhalen op het vermogen van verzoeker en bijvoorbeeld gelegde beslagen op bijvoorbeeld de voorraad van een ondernemer kunnen worden opgeven. De ondernemer heeft ook verzocht om de beslagen op de voorraad en inventaris op te heffen.

De ondernemer heeft gesteld dat hij door persoonlijke omstandigheden verlies heeft geleden in de jaren 2016 tot en met 2019. De jaren daarna zijn kostenbesparende maatregelen genomen. Volgens de ondernemer kan er nu een positief bedrijfsresultaat worden gerealiseerd, maar moet er een oplossing komen voor de schulden. De ondernemer heeft een externe financier bereid gevonden om een bedrag van € 50.000,00 voor een akkoord ter beschikking te stellen.


Wat oordeelt de rechtbank?

De rechtbank stelt vast dat de onderneming een WHOA-traject is gestart door middel van een startverklaring. Daarnaast heeft de ondernemer ter zitting voldoende deugdelijk en concreet onderbouwd hoe hij een akkoord wil aanbieden aan de schuldeisers.

Een afkoelingsperiode kan alleen worden toegewezen, als dit noodzakelijk is om de onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Dat geldt volgens de rechtbank ook in de huidige situatie waarin beperkingen worden ondervonden van de corona-maatregelen. 

Verder beoordeelt de rechtbank het verzoek in het kader van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers, en of deze belangen zijn gediend met het opleggen van een afkoelingsperiode. Belangrijk hierbij is volgens de rechtbank dat er zonder akkoord waarschijnlijk een faillissement zal volgen. De rechtbank acht de kans groot dat de schuldeisers in dat geval géén uitkering zullen ontvangen. De rechtbank wijst het verzoek om een afkoelingsperiode dan ook toe. 

Als laatste oordeelt de rechtbank ook nog dat de gelegde beslagen moeten worden opgeheven. Bij zo’n oordeel kijkt de rechtbank naar de belangen van de schuldeisers en naar de vraag of deze belangen niet wezenlijk worden geschaad. De rechtbank stelt in deze zaak vast dat de beslagleggers weliswaar door opheffing in hun belangen worden geraakt, maar niet zodanig dat sprake is van “wezenlijk” schaden van hun belangen. De inventaris wordt de komende tijd namelijk maar beperkt gebruikt en zal daardoor niet wezenlijk in waarde dalen. Daarnaast is de ondernemer voor zijn omzet mede afhankelijk van winkelverkoop. Het is aannemelijk geworden dat als de ondernemer niet vrij kan beschikken over de inventaris en voorraad, dat een faillissement dan waarschijnlijk snel volgt. Dat leidt er – zoals we eerder hebben gezien – toe dat de beslagleggers helemaal niets zullen ontvangen. Het verzoek om opheffing wordt daarom toegewezen.