Wat was er aan de hand?
Het gaat in deze zaak om onderneming die op dit moment geen activiteiten meer ontplooit. Er is nog één werknemer in dienst. Twee andere werknemers, die beide tot 18 oktober 2020 in loondienst waren bij de onderneming, hebben op 26 november 2020 het faillissement van de onderneming aangevraagd. In verband met het WHOA-verzoek, is de behandeling van het faillissementsverzoek aangehouden tot 19 januari 2021.
De ondernemer wil de onderneming niet voortzetten, maar wil de onderneming buiten faillissement afwikkelen. De tot nu toe geïnventariseerde schuldenlast is ongeveer € 199.000,00. Ook is een onderzoek naar de baten gedaan. Daaruit is voortgekomen dat op korte termijn meer dan € 200.000,00 aan openstaande declaraties kunnen worden geïncasseerd. Daarmee zouden alle schuldeisers betaald kunnen worden.
De onderneming heeft een adempauze nodig om het akkoord voor te bereiden, aan te bieden en uit te voeren. Volgens de ondernemer volstaat de wettelijke termijn van vier maanden daarvoor. Belanghebbenden stellen dat dit verzoek moet worden afgewezen. Een afkoelingsperiode is niet nodig, omdat de onderneming niet wordt voortgezet. Ook zijn de activiteiten al gestaakt en wordt er dus geen omzet meer gemaakt, aldus de belanghebbenden.
Wat oordeelt de rechtbank?
Volgens de rechtbank kan een afkoelingsperiode ook worden toegepast om tot een gecontroleerde afwikkeling van de bedrijfsvoering te komen, waarbij met een akkoord een beter resultaat wordt behaald dan met een afwikkeling in faillissement. Ook in die situatie kan het namelijk noodzakelijk zijn om te voorkomen dat niet-meewerkende schuldeisers (of aandeelhouders) het proces blokkeren of vertragen (bijvoorbeeld door het faillissement aan te vragen of beslag te leggen).