Wat zijn de feiten van deze WHOA-uitspraak?
De ondernemer lijdt al enkele jaren verlies. Er zijn diverse kostenbesparende maatregelen genomen en er is een externe financier aangetrokken die bereid is €50.000 ter beschikking te stellen om tot een akkoord te komen. De afkoelingsperiode is in januari 2021 uitgesproken en gelegde beslagen zijn bij die beschikking opgeheven door de rechtbank.
Op 5 februari 2021 is een verzoek tot homologatie van een akkoord ingediend. De rechtbank heeft de ondernemer vervolgens opgedragen ervoor te zorgen dat de rechtbank een in de stukken genoemd rapport van het Instituut voor het Middel- en Kleinbedrijf (IMK) ontvangt. Dat rapport was opgemaakt naar aanleiding van een aanvraag van de ondernemer bij de gemeente Den Haag voor een financiering van €200.000. De gemeente heeft het IMK destijds (maart 2020) om een levensvatbaarheidsonderzoek gevraagd. Op basis van dat rapport is destijds de financieringsaanvraag afgewezen.
De ondernemer heeft diverse gegevens voorgelegd aan zijn schuldeisers, die niet altijd volledig of voldoende transparant bleken. Zo is onder meer onduidelijk hoeveel schuldeisers gestemd hebben en of het akkoord correct aan de schuldeisers is voorgelegd.
Afwijzingsgronden
De rechtbank overweegt dat zij het verzoek tot homologatie op basis van de wet toe moet wijzen tenzij zich 1 van de wettelijke afwijzingsgronden voordoet. De algemene afwijzingsgronden (artikel 384 lid 2 Faillissementswet) zijn bedoeld om te toetsen of het besluitvormingsproces zuiver is geweest. Kort gezegd moet duidelijk zijn dat alle schuldeisers op wie het akkoord betrekking heeft naar behoren in kennis zijn gesteld van het akkoord. Zij moeten ook gelegenheid hebben gehad hierover hun stem uit te brengen en op de hoogte zijn gebracht van de datum waarop de behandeling van het homologatieverzoek zou plaatsvinden. Daarnaast moet de informatie die in het akkoord en de bijlagen is opgenomen toereikend zijn en moeten de schuldeisers op correcte wijze zijn onderverdeeld in klassen, en voor het juiste bedrag.
Onjuiste informatie
De rechtbank overweegt dat zij ambtshalve moet toetsen of aan de verplichtingen is voldaan. In dit geval stelt zij vast dat niet controleerbaar is of het akkoord daadwerkelijk aan alle stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders is voorgelegd. Vooral wanneer zoals in dit geval een (groot) deel van de stemgerechtigde schuldeisers geen stem heeft uitgebracht, mag van een verzoeker worden verwacht dat deze bij het homologatieverzoek de berichtgeving voegt waaruit blijkt dat aan dit vereiste is voldaan. De ondernemer heeft dit nagelaten. Ook heeft de ondernemer het verkeerde tijdstip van de behandeling van het homologatieverzoek vermeld, waardoor schuldeisers onjuist geïnformeerd waren.
De rechtbank stelt verder vast dat bij 5 vorderingen alleen een deurwaarderskantoor wordt vermeld en dat diverse schulden en gestelde betalingsregelingen niet inzichtelijk zijn en onjuiste uitgangspunten en prognoses worden gehanteerd, onder meer in strijd met het IMK-rapport van een jaar eerder. De rechtbank komt naar aanleiding daarvan tot de slotsom dat de informatie in het aangeboden akkoord zodanige onjuistheden bevat dat de stemgerechtigde schuldeisers niet voldoende in staat zijn gesteld tot een afgewogen keuze over het akkoord te komen. De rechtbank kan er niet van uitgaan dat zonder deze gebreken de uitkomst van de stemming dezelfde zou zijn geweest. Daarmee is sprake van een wettelijke afwijzingsgrond.
Beperkte levensvatbaarheid
Aanvullend overweegt de rechtbank dat de WHOA primair ziet op ondernemingen die vanwege een te zware schuldenlast insolvent dreigen te raken, maar beschikken over bedrijfsactiviteiten die nog wel levensvatbaar zijn. Hoewel het in de eerste plaats aan de schuldeisers is om zich een oordeel te vormen omtrent de levensvatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten van verzoeker, kan de rechtbank een verzoek tot homologatie van een akkoord afwijzen als evident onaannemelijk is dat sprake is van een (na uitvoering van het akkoord) levensvatbare onderneming. In dit geval heeft het IMK zich over die levensvatbaarheid negatief uitgelaten. De rechtbank overweegt in dat kader aanvullend dat brutobedrijfsresultaten van deze eenmanszaak – die rond €20.000 geprognotiseerd zijn in 2021 en 2022 – onvoldoende zijn om in het levensonderhoud van de ondernemer te voorzien. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat onaannemelijk is dat de bedrijfsactiviteiten van de ondernemer levensvatbaar zijn en met het akkoord een faillissement kan worden afgewend.
Conclusie
Een goede voorbereiding is essentieel om een WHOA-akkoord succesvol tot stand te brengen. De WHOA is een mooie en kansrijke procedure, maar om de kritische rechtbank het verzoek te laten toewijzen is kennis nodig van de administratie en de rechten van schuldeisers.