Wat zijn de feiten?
In deze zaak gaat het over een onderneming die als gevolg van de coronapandemie haar hoofdwerkzaamheden niet meer kan uitvoeren. De onderneming dient samen met 1 van diens schuldeisers (hierna: verzoekers) op 18 januari 2021 een verzoek in bij de rechtbank Noord-Nederland om een herstructureringsdeskundige aan te wijzen. Deze herstructureringsdeskundige moet vervolgens een onderhands akkoord voorbereiden en aanbieden, waarmee tot een gecontroleerde afwikkeling van de onderneming kan worden gekomen.
Wat oordeelt de rechter?
De rechter moet het verzoek om de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige beoordelen.
Allereerst kijkt de rechter of sprake is van een situatie bij de onderneming “waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat hij met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan” (de toestand). De rechtbank acht deze toestand aanwezig. Daarvoor overweegt zij onder andere dat de onderneming vanwege de coronapandemie de komende maanden niet winstgevend zal kunnen worden en dat 1 van de schuldeisers dreigt met executoriale maatregelen (deurwaarder) waardoor een “gecontroleerde afwikkeling” van de onderneming minder snel mogelijk is.
Nu sprake is van een toestand zoals hierboven benoemd, zal de rechtbank overgaan tot het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige. De vraag is alleen nog: wie moet dat worden?
Bij het verzoek hebben verzoekers 1 deskundige, X, naar voren geschoven. De verzoekers zijn van mening dat de rechtbank verplicht is de door hen aangedragen X aan te wijzen als herstructureringsdeskundige omdat de schuldenaar zelf dat verzoek heeft ingediend. De rechtbank ziet dat anders. De rechters overwegen dat ze enkel verplicht zijn tot het overgaan van de benoeming van een herstructureringsdeskundige omdat dit verzoek door de schuldenaar zelf is gedaan. Dit hoeft echter niet specifiek X te zijn.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Een herstructureringsdeskundige moet zijn taak “doeltreffend, onpartijdig en onafhankelijk” uitvoeren, zo staat in de wet. De rechtbank merkt op dat op basis van het Landelijk Procesreglement WHOA zaken rechtbanken een verzoeker in principe 2 of 3 herstructureringsdeskundige aan de rechter dient voor te dragen. De verzoekers hebben slechts 1 herstructureringsdeskundige voorgedragen. De verplichting van het aandragen van 2 of 3 herstructureringsdeskundigen heeft als doel om iedere schijn van afhankelijkheid of partijdigheid te voorkomen. Er kan alleen worden volstaan met het voordragen van 1 herstructureringsdeskundige, als álle betrokken partijen achter de aanwijzing van die specifieke herstructureringsdeskundige staan. In dit geval is niet gebleken dat de grootste schuldeiser achter de benoeming van X staat. De uitzondering gaat dus niet op voor verzoekers.
De rechtbank neemt waar dat, hoewel zij de deskundigheid van X geheel niet betwijfelt, de schuldenaar al voor het uitbrengen van een offerte contact heeft gehad met X. X had namelijk al een ander verzoekschrift opgesteld voor de schuldenaar en ook was X aanwezig geweest bij een overleg met partijen. Daarom overweegt de rechtbank dat X in “onvoldoende mate vrij staat om te worden aangewezen tot herstructureringsdeskundige”. Met andere woorden: de onpartijdigheid en onafhankelijkheid zijn in het geding.
De rechtbank stelt de verzoekers in de gelegenheid om 2 of 3 namen en offertes van herstructureringsdeskundigen aan de rechtbank te overleggen zodat de rechtbank daaruit een keuze kan maken bij het aanwijzen van een herstructureringsdeskundige.
De rechtbank benoemt daarbij ook nog expliciet dat verzoekers ook hun verzoek kunnen intrekken. Niets weerhoudt verzoekers om, eventueel met inschakeling van een derde, alsnog een akkoord aan hun schuldeisers aan te bieden. Daarvoor is de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige niet noodzakelijk, aldus de rechtbank.
Conclusie
Uit deze uitspraak volgt maar weer eens dat het van het grootste belang is dat een herstructureringsdeskundige onafhankelijk, onpartijdig en deskundig moet zijn. Is er sprake van een schijn van belangenvermenging? Dan zal de rechtbank het verzoek ten aanzien van die herstructureringsdeskundige afwijzen.
Deze uitspraak maakt verder duidelijk dat ook indien een schuldenaar zelf een verzoek in het kader van de WHOA doet tot het aanstellen van een herstructureringsdeskundige de schuldenaar – in principe – verplicht is meerdere herstructureringsdeskundigen voor te dragen. Dit is alleen niet vereist indien alle partijen eens zijn met de benoeming van een specifieke herstructureringsdeskundige.