Het bedrijf in kwestie – een onderneming op het gebied van aanneming van werk – vraagt de rechtbank Limburg om de afkondiging van een afkoelingsperiode. Het bedrijf wil een faillissement voorkomen en een WHOA-traject doorlopen.
Het bedrijf in kwestie – een onderneming op het gebied van aanneming van werk – vraagt de rechtbank Limburg om de afkondiging van een afkoelingsperiode. Het bedrijf wil een faillissement voorkomen en een WHOA-traject doorlopen.
je wordt automatisch doorverwezen naar de video
Het bedrijf heeft dus een onderneming op het gebied van aanneming van werk. Het bedrijf krijgt opdrachten en bij de uitvoering van die opdrachten maakt zij gebruik van onderaannemers en zzp-ers. Als gevolg van de coronacrisis hebben onderaannemers en zzp-ers hun werk aan het eind van het eerste kwartaal van 2020 neergelegd. Dat heeft geleid tot achterstanden bij het opleveren van opdrachten. Door die achterstanden hebben opdrachtgevers hun betalingen opgeschort, wat weer als gevolg heeft dat er bij het aanneembedrijf geen geld binnenkomt. Omdat er geen geld is, is het niet mogelijk de opdrachten door anderen te laten afmaken. Het bedrijf verkeert dus in een impasse. Het bedrijf geeft aan dat als die impasse niet kan worden doorbroken, een faillissement onafwendbaar is.
Het aanneembedrijf heeft een adviseur ingeschakeld en samen met hem een plan gemaakt. Het plan is dat de niet-afgeronde opdrachten met financiële bijstand worden afgemaakt, waarna er weer geld in de onderneming komt. Dat geldt kan vervolgens worden aangewend om een akkoord aan te bieden aan de schuldeisers. Het plan is erop gericht om de onderneming voort te zetten, maar niet is uitgesloten dat het eventueel komt tot een gecontroleerde afwikkeling (indien dat de enige oplossing is).
Het aanneembedrijf denkt dat de grote schuldeisers wel positief zijn over het plan, omdat het slagen van het plan ook in hun belang is. De zorgen van het aanneembedrijf gaan uit naar de kleinere schuldeisers. Het aanneembedrijf vreest dat deze kleinere schuldeisers incassomaatregelen zullen nemen, zoals bijvoorbeeld het aanvragen van het faillissement van het aanneembedrijf. Dat zou het plan dwarsbomen. Om die reden vraagt het aanneembedrijf de rechtbank om een afkoelingsperiode af te kondigen.
De rechtbank oordeelt dat de wet bepaalt dat een verzoek om een afkoelingsperiode wordt toegewezen als:
De rechtbank concludeert dat aan deze eisen is voldaan.
Het aanneembedrijf heeft namelijk een concreet plan opgesteld. Dat plan kan tot een aanzienlijk beter resultaat leiden dan het alternatief van, vermoedelijk, het faillissement. Het plan zou gedwarsboomd kunnen worden als individuele schuldeisers bijvoorbeeld het faillissement zouden aanvragen. Volgens de rechtbank is ook niet gebleken dat belangen van individuele schuldeisers wezenlijk zouden worden geschaad.
De conclusie van de rechtbank is dat het verzoek wordt toegewezen. De rechtbank kondigt een afkoelingsperiode af van vier maanden.