Verlenging van afkoelingsperiode
Bij aanvang van de voorbereiding van het akkoord dacht de onderneming het akkoord binnen twee maanden aan te kunnen bieden en dat de homologatie binnen drie maanden zou plaatsvinden. De onderneming heeft echter meer tijd nodig om het akkoord aan te kunnen bieden. Daarnaast bestaat de vrees dat enkele schuldeisers verhaalacties zullen nemen, waardoor faillissement onvermijdelijk is.
De onderneming voldoet nog steeds aan de voorwaarden voor het afkondigen van een afkoelingsperiode. Om de onderneming kunnen blijven voortzetten is verlenging van de afkoelingsperiode noodzakelijk. Diverse schuldeisers hebben een incassokantoor ingeschakeld. Ook is er een faillissementsverzoek ingediend en de verwachting is dat meer schuldeisers een faillissementsaanvraag zullen indienen of verhaal zullen nemen.
In de afgelopen drie maanden heeft de onderneming belangrijke voortgang geboekt in de totstandkoming van een akkoord. In samenwerking met BDO is een conceptrapport opgesteld met een turnaroundplan en een berekening van de reorganisatiewaarde. Ook heeft een externe adviseur een berekening van de liquidatiewaarde opgeleverd. Daarnaast heeft de onderneming gesproken met de belangrijkste belanghebbenden, zoals de huisbankier, de Belastingdienst en haar grootste financiers. Met de Belastingdienst is overeenstemming bereikt en de overige gesprekken zijn in een vergevorderd stadium. Ook de overige leveranciers zijn geïnformeerd over de voortgang. Tot slot is de onderneming met externe financiers in gesprek, maar tot op heden hebben deze gesprekken niets opgeleverd.
Uit de opgestelde liquiditeitsprognose is gebleken dat de onderneming tot en met half september aan haar verplichtingen kan voldoen. Door verlenging van de afkoelingsperiode worden gezamenlijke schuldeisers niet in hun belangen geschaad. De verwachte reorganisatie kan immers pas worden verdeeld als een akkoord tot stand is gekomen. Met een akkoord zijn de schuldeisers beter af dan in faillissement.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de afkoelingsperiode met twee maanden te verlengen.
Verzoek om vroegtijdige beslissingen door de rechtbank
In het conceptakkoord is de onderneming voornemens om de schuldeisers in zeven verschillende klassen te verdelen, namelijk:
- Preferente schuldeisers: Rabobank;
- Preferente schuldeisers: Belastingdienst;
- Leveranciers met eigendomsvoorbehoud;
- Concurrente schuldeisers: Rabobank;
- Concurrente schuldeiser: gelieerde partijen;
- Concurrente schuldeisers: aandeelhouders;
- Overige concurrente schuldeisers.
De Rabobank zal volledige betaling van haar gezekerde vordering (klasse 1) en de concurrente vordering (klasse 4) ontvangen. Aflossingen en kredietinperkingen zullen echter tot 1 mei 2022 worden uitgesteld. De aandeelhouders en gelieerde partijen zullen hun vordering kwijtschelden, terwijl de overige concurrente schuldeisers 14% van hun volledige vordering zullen ontvangen. Door de concurrente vordering van de Rabobank in een afzonderlijke klasse in te delen, is er sprake van ongelijke behandeling van concurrente crediteuren. De onderneming heeft daarom de Rechtbank gevraagd om te beslissen of deze ongelijke behandeling homologatie van het akkoord in de weg staat.
De onderneming stelt dat behoud van de Rabobank als huisbankier essentieel is voor voortzetting van de onderneming. Hierdoor wordt een akkoord mogelijk gemaakt en kunnen de overige schuldeisers betaling van 14% van hun vordering ontvangen. Door het aanblijven van Rabobank kan de onderneming meer dan de reorganisatiewaarde uitkeren. De Rabobank stelt immers haar aflossingen en kredietinperkingen uit en een nieuwe financier wordt aangetrokken. Daarnaast zijn bij aanblijven van de Rabobank de aandeelhouders en gelieerde partijen bereidt tot volledige kwijtschelding. Dit zal niet het geval zijn als de Rabobank moet worden uitgekocht in verband met hoofdelijke aansprakelijkheid en borgstellingen. Hieruit blijkt dat zonder de Rabobank geen akkoord kan worden gerealiseerd. De Rechtbank beslist dan ook dat er een redelijke grond bestaat om onderscheid te maken tussen de concurrente vordering van de Rabobank en de overige concurrente schuldeisers en dat overige schuldeisers niet in hun belangen worden geschaad.
Conclusie
Schuldeisers die niet tot dezelfde rang horen, moeten in verschillende klassen worden ingedeeld. Gedacht moet worden aan verschillende klassen voor preferente schuldeisers, schuldeisers met eigendomsvoorbehoud, schuldeisers met retentierecht en concurrente schuldeisers. Het is mogelijk om één categorie schuldeisers onder te verdelen in verschillende klassen. Daarbij kan hij die klassen ook een verschillend aanbod doen, eventueel met als gevolg dat de ene klasse daarbij beter wordt bedeeld dan de andere klasse. Wil het akkoord in dit laatste geval in aanmerking komen voor homologatie, dan moet de schuldenaar er wel voor zorgen dat hij een redelijke grond kan aandragen voor zijn keuze om een onderscheid te maken en kan aantonen dat de schuldeisers in de minderbedeelde klasse daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
Om tot verlenging van een afkoelingsperiode in aanmerking te komen, moet worden onderbouwd dat er belangrijke vooruitgang is geboekt in de totstandkoming van het akkoord. In deze zaak kan worden geconcludeerd dat er belangrijke vooruitgang is geboekt door het opstellen van een conceptrapport en turnaroundplan, berekening van de reorganisatie- en liquidatiewaarde en de veelbelovende gesprekken met belanghebbenden.