Wat was de situatie?
De onderneming houdt zich bezig met het leveren van drukwerk en is gespecialiseerd in het bedrukken van verpakkingen. Bij de onderneming zijn 16 werknemers in dienst.
De onderneming heeft aangevoerd dat zij te maken heeft met zware financieringslasten, waaronder leningen van (oud-)aandeelhouders. Daarnaast zijn de huisvestingskosten van de onderneming (de huur) op dit moment te hoog voor een winstgevende bedrijfsvoering. De verhuurder van de huidige locatie van de onderneming is ook financier van de onderneming. Tot slot drukt de huur van een machine te zwaar op de winstgevendheid van de onderneming. Ook de coronacrisis heeft invloed, daardoor werd namelijk in 2020 minder omzet behaald dan in 2019.
De onderneming start – gelet op haar financiële situatie – een WHOA-traject, waarmee de onderneming de schulden wil saneren. Dat wil zij doen door nieuwe aandelen uit te geven aan een derde. De onderneming heeft een startverklaring ingediend. De onderneming heeft toegezegd om binnen 2 maanden na het indienen van de startverklaring met een akkoord te komen.
Na het indienen van de startverklaring, vraagt de onderneming de rechtbank om een afkoelingsperiode af te kondigen.
De onderneming heeft bij dat verzoek een liquiditeitsbegroting bijgevoegd voor 2021, uitgaande van de situatie na saneren van de schulden. Daarbij is een versie toegevoegd waarbij de onderneming op de huidige locatie kan blijven en een begroting voor als de onderneming zou moeten verhuizen.
De onderneming vreest dat schuldeisers hun vorderingen in de nabije toekomst gaan opeisen:
- 1 van de schuldeisers heeft al een lening van € 100.000,00 opgeëist. De onderneming vreest dat deze schuldeiser beslag- en executiemaatregelen gaat nemen om de terugbetaling af te dwingen.
- Daarnaast zijn er betalingsachterstanden bij verschillende leasemaatschappijen. De onderneming vreest dat de geleasede machines worden teruggenomen.
- Verder heeft de voormalig verhuurder een achtergestelde vordering van € 150.000,00. In juni 2020 heeft de rechter al beslist dat de onderneming het gehuurde pand moet verlaten, maar de onderneming heeft afspraken met de verhuurder kunnen maken over de voortzetting van het gebruik van de bedrijfsruimte. De voormalig verhuurder heeft echter aangekondigd alsnog tot ontruiming over te gaan als de onderneming niet instemt met een nieuwe huurverplichting en een aflossingsschema voor de vordering.
De onderneming verzoekt dus nu om een afkoelingsperiode, om in rust een akkoord te kunnen voorbereiden.
Wat oordeelt de rechtbank?
Voor de toewijzing van de afkoelingsperiode geeft de wet 2 vereisten:
- De afkoelingsperiode moet noodzakelijk zijn voor het kunnen blijven voortzetten van de onderneming tijdens de voorbereiding van en onderhandelingen over het akkoord; en
- De belangen van de gezamenlijke schuldeisers zijn met een afkoelingsperiode gediend en individuele schuldeisers worden niet wezenlijk in hun belangen geschaad.
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan het eerste vereiste. Voor de voortzetting van de onderneming is het namelijk noodzakelijk dat zij in de huidige bedrijfsruimte kan blijven en gebruik kan blijven maken van de geleasede printers.
Over de belangen van de schuldeisers zegt de onderneming het volgende. Zonder het voorgenomen akkoord is te voorzien dat een faillissement van de onderneming zal volgen. Dit leidt tot kapitaalvernietiging, omdat de onderneming van de onderneming dan uit elkaar valt. De goodwill van de onderneming gaat dan verloren. Daarnaast zullen de opbrengsten in faillissement lager zijn dan bij een akkoord. Verder benadrukt de onderneming dat bij faillissement de 16 werknemers hun baan zullen verliezen. Deze werknemers zullen hun loon eerder voldaan krijgen dan dat de andere schuldeisers hun vordering betaald krijgen. Ook de schuldeisers hebben dus belang bij het saneren van de schuldenlast via een WHOA-akkoord, aldus de onderneming.
De rechtbank is het met de onderneming eens. Bij een faillissement is de opbrengst naar alle waarschijnlijkheid minder. Verder vindt de rechtbank de prognoses van de omzet over 2021 die de onderneming had bijgevoegd relevant. Zonder herstructurering zal de onderneming dit jaar een verlies maken van € 160.000 en is er sprake van een negatieve cashflow, terwijl zij met de beoogde herstructurering een winst van ongeveer €21.000 kan realiseren en de liquiditeit op orde kan brengen.
De onderneming heeft volgens de rechtbank verder voldoende aannemelijk gemaakt dat de verhuurder en leasemaatschappijen niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad. Daarbij is volgens de rechtbank ook van belang dat de onderneming gedurende de afkoelingsperiode aan haar lopende verplichtingen kan voldoen en de waarde van de bezittingen niet wezenlijk zal wijzigen.
Slotsom
De rechtbank oordeelt dat de onderneming aan alle vereisten voor het verlenen van een afkoelingsperiode heeft voldaan. De rechtbank kondigt daarom een afkoelingsperiode af voor een periode van 4 maanden.